Het rechter oor luistert. Zijn opponent is aan hem vastgenageld met een pijl. Een groot mes hangt klaar om vervaarlijk toe te slaan. De veer van de pijl die de twee oren verbindt is roodwit. Brabantse kleuren.
Jeroen Bosch zag ze al tijdens zijn leven, de kleuren die bij de vorming van het Graafschap Leuven in de twaalfde eeuw de Brabantse “standaard” werden.
Zo las de man op zijn smartphone, terwijl hij op het bankje van het voorjaarszonnetje genoot. Het Mariënburg Park had hem als een veilige haven ontvangen, bood hem een rustplek, een binnenstadshaven waar kinderen en hun ouders aanmeerden voor vertier en ontmoeting. En het toonde hem bovendien een beeld van een schilderij. Dat oor met mes kende hij wel van de Tuin der Lusten.
Achter zijn rug passeerde een wandelaar over de Uilenburg. Op de kruising met de Capucijnenpoort kwam zijn kleine metgezel, een Jack met korte pootjes en een wit ruggetje, plots oog in oog te staan met een caramelkleurige teckel. Een verbale uitwisseling was het gevolg, zo te horen niet gebaseerd op echte vriendschap. Na een half minuutje vond het baasje het welletjes.
‘Harry, koest!’ klonk het.
Toen dat niet meteen het gewenste resultaat opleverde volgde nog ‘Foei Harry!’, waarna het hondje toch maar inbondt.
De man op het bankje draaide zich om, om het brave beestje na te kunnen kijken, net op het moment dat twee grietjes stopten achter het smeedijzeren hek en wezen naar het oorbeeld.
‘Dat is van een beroemde kunstenaar!’ riep de rechter, een iets kleiner bleek meisje met bruine sluike haren en een bol gezicht.
‘Ja eh dat was.. eh…’ zei de linker, van kleur en met een prachtig zwart krulkapsel.
‘Picasso!’, zei de bolle.
‘Nee joh!’ zei de krul ‘dat is Jeroen Bosch, we zijn toch in Den Bosch!’
‘Heel knap’, zei de man, ‘ik lees er net op internet over, en ik weet dat er door heel de stad veel meer beelden staan die naar het schilderij van Jeroen Bosch zijn gemaakt.
‘Waar staan die dan allemaal?’ vroeg het grote meisje.
‘In verschillende parken, zoals de Casinotuin, maar ook langs de rondvaart over de Binnendieze.’
Beide dames namen even de tijd deze informatie te verwerken.
‘Weet je wat,’ riep de bleke, ‘we maken er een speurtocht van! Dank u wel meneer!’ en ze stoven er vandoor.
De man keek hen zwijgend na, blij met zoveel interesse voor cultuur.
Een roodborstje zeilde over zijn hoofd, maakt een sierlijke rol in de lucht en landde op de schacht van de pijl. Met zijn kraaloogje keek hij de man aan. Het mes bleef er stoïcijns onder.