De zomer van 2021 begon in februari. Nou goed, de lente dan. Temperaturen boven de twintig graden. En wat doe je dan, als vlijtige huismus? Als kwieke koolmees? Je gaat aan de slag! De hormonen gieren je ineens door het opgewarmde lijfje en de insecten vliegen je om de oren.
Werk aan de winkel, er moet gefloten, gesjanst en gepaard worden! Cloaca-kletsen, om het maar plat te zeggen. Van veer gaan. Dat zal niet zonder gevolgen blijven, weldra is het pasen en zitten we weer volop in de eieren. Die zullen wel ergens moeten blijven. Die moeten er warmpjes bij liggen, anders hebben we ons voor niks druk gemaakt.
Dus meteen gingen ze aan de slag, takje hier, mosje daar, veertje uit eigen reet. Kunstwerkjes werden ‘t, die vogelwoningen. Iedereen blij, het grote leggen kon beginnen.
Totdat de weergoden toch deden wat weergoden altijd doen en altijd zullen blijven doen: wispelturig zijn. Klimaatverandering of niet, opwarming is een globaal proces, een gemiddelde. En geen gemiddelde zonder pieken en dalen. Die dalen volgden deze week: nachtvorst, winterse buien, stoten van wind die niet lente-achtig aanvoelden. Daar was door de constructeurs niet meer op gerekend. Gevolg: twee neergestorte woningen in het Mariënburg Park. Op de stoep. Op nog geen vijf meter van elkaar. Weg woongenot! Investering in tijd en materiaal ging verloren.
Dus: steun de vogels, strooi zaden, trek je haren uit je kop. Geen brood graag, suiker is ook voor vogels vergif. Takken afbreken hoeft ook niet, ze hebben aan halmen en vezels genoeg. Valt het oude nestmateriaal te recyclen, of is dat onderhand circuleren geworden? Circulairen? In ieder geval: ze moeten opnieuw aan de bak, daar helpt geen lieve vogel aan.