‘He! alles is op! Komt er nog ontbijt!’
Verontwaardigd staat hij in de raamopening en kijkt mijn huiskamer van de Mariënburgcampus in. Zijn zwarte kuif lijkt licht te trillen van verontwaardiging. Zojuist zat hij nog te tikken tegen de zijwand, maar geen korreltje zonnebloem liet zich nog loswrikken uit het voederhuisje.
Sinds ruim een jaar hangt het tegen mijn raam geplakt, dat huisje. Meerdere menuvarianten heb ik uitgeprobeerd, maar veel soorten vogelvoer bleven onaangeroerd achter, zo lang dat ontkiemen de strijd met verschimmelen verloor.
Uiteindelijk bleken gepelde zonnebloemzaden de winnaar. Biologisch dan wel, alstublieft. Want de community van Mariënburg-vogels wil haar kroost en zichzelf niet blootstellen aan chemische behandelde massaproductie. Intussen gaat er een hele kilo in tien dagen doorheen. De online notenshop heeft extra ingekocht om mij te kunnen bevoorraden. Maar ik doe het met veel plezier. Regelmatig ontstaan verhitte gesprekken, zoals zojuist met vader koolmees, die wérkelijk op de vensterbank van het geopende raam kwam zitten, mijn huiskamer in keek, en een heldere tjilp liet horen, als protest tegen het uitblijven van zijn ontbijt.
Zoals Sander Kollaard in zijn geweldige verhaal “De vrijwel volledige vernietiging van ons leven” voorschrijft, moet ik hier een opsomming laten volgen. Een lijstje. Menig vogelaar zou er zijn zonneklep voor afzetten, als hij op een zo onwaarschijnlijke plek zo’n verscheidenheid aan soorten mocht aanschouwen. En ik lieg niet. Mijn voederhuisje krijgt bezoek van normale soorten als de pimpelmees en diens grote broer koolmees, maar ook van groenlingen, vinken, stads- en houtduiven (waarop ik zo nog terugkom) en recent heeft zelfs een grote bonte specht de rijke dis verwaardigd.
Maar de mezen spannen de kroon. Ze komen in aantallen. Zo te zien is het ‘t jong grut van dit jaar, want echt kleur hebben ze nog niet. De pimpels op de kop zijn eerder grijzig dan blauw. En de gele jasjes zijn nog vaal. Volgend jaar zullen ze in vol ornaat meestrijden. Mee-strijden. Mees-trijden. Want een strijd is het, tussen die mezen. Ze komen dansend en golvend aanvliegen vanuit de lindeboom in het Mariënburgpark. Maar als je zou denken dat ze op de vensterbank op hun beurt zouden wachten, mooi niet! Want zodra er links of rechts in het huisje een plekje vrij komt, moet je er als de kippen bij zijn. Vanaf de vensterbank is het wel dertig centimeter recht omhoog, dan is het plekje alweer bezet. De korte en snelle route is vanaf de muur links naast het huisje, dus hangen de luchtacrobaten met hun scherpe nageltjes aan de hoek van de bakstenen vlakbij, en hoeven zich maar te laten vallen als er een plekje vrij komt. Zo klein als ze zijn, weigeren ze hun plaats te delen. De scherpe snavel wordt dus -naast als eetgereedschap- ook als wapen tegen indringers ingezet.
Gelukkig hebben ze wel tafelmanieren. Ze poepen niet in hun eten. Dat is opvallend, want soms zit er eentje wel een minuut te spaaien. Het ene zonnezaadje na het andere gaat naar binnen. Sommige mezen hebben blijkbaar spleetjes tussen de tanden waar iets in kan blijven zitten, want een enkeling neemt een zaad, gaat op de rand van het bakje zitten met het zaad tussen de tenen, en hamert met die scherpe snavel erop los totdat het vliesje zich scheidt van de kern. Het vliesje zou toch eens tussen de tanden eindigen…
De echte verliezers zijn de duiven. Hun dikke konten zijn te omvangrijk om plaats te nemen op/in/aan het voederbakje. Een enkele waaghals landt bovenop het schuine dak, maar voelt al meteen dat het te glad is om de begerige kop naar beneden te steken zonder het evenwicht te verliezen. Intussen sta ik wel doodsangsten uit, ieder moment verwachtend dat die stadsrat met zijn gewicht het hele huisje zal loswrikken en vier verdiepingen lager in de grindbak onderaan de gevel zal laten verdwijnen. Tot nu toe ging het goed, voor het huisje en zijn andere bezoekers dan. De duiven zijn veroordeeld tot de reservebank, de vensterbank onder het huisje, waar ze draaihalzend omhoog kijken, hopend op een zingende knoeipot die een zaad laat vallen. De mezen kijken met verwondering op hen neer, soms lijkt het wel alsof ze zich van hun beste kant willen laten zien, en expres een zaadje laten vallen…