Al meer dan twintig jaar bezat ik hem. Meer dan tweehonderd centimeter hoog, vooral doorzichtig en glas, maar aan de randen en staanders bleek aluminium. Een vitrinekast. Uiteindelijk mijn vitrinekast. Na de scheiding die niet echt was, want we waren niet in de echt verbonden, werd hij mijn deel. De ex van wie ik me afscheidde had een heel eigen beeld bij delen. Zij deelde me mede dat ik geen stoffelijke goederen uit onze huwelijkserfenis zou gaan ontvangen, anders dan die, die ik aan het begin van ons gevecht op papier bedongen had. De vitrinekast was er daar een van. Toen het gevecht nog niet bloedig was. Toen ze nog in de overtuiging leefde dat ik me opnieuw zou schikken, hoofd buigen, slikken, toegeven, accepteren, incasseren, boete doen. Hoe wonderlijk was de bevrijding die in mij had plaatsgevonden, want al deze kwaliteiten die me bonden aan een vergiftigde en ongelijkwaardige relatie waren mij ontvallen. Niet dat ik ze kwijt wilde, dat ik er zelf aan gewerkt had ze van me af te schudden. Nee, ze ontvielen me op het moment dat ik mijn enige angst aankeek, doorheenkeek, achteruitkeek. In een week tijd loste mijn doodsangst op, verdwenen mijn nachtmerries. Met een meedogenloos mededogen hielpen de hulpverleners me erdoorheen. Zoals Gollem in de Ring loste de doodsangst op en nam al die kwaliteiten met zich mee het universum in. Tijd voor gewone angst nu. Die heb ik nog. Gelukkig, daaruit blijkt dat ik een mens ben als alle anderen. ‘t Blijkt dat ik, hoe verbazend, verbonden ben met mijn realiteit, onstoffelijk en stoffelijk. Al eenenvijftig jaar geleden verbond ik me, gedurende de doodsangst, met de meest zorgende en koesterende moeder: de aarde. Kiezelpaden trokken me aan, groene serpentijn, rode jaspis, witte kwarts. Ze gingen met me mee, in mijn jaszak, woonden in een sigarendoos, een spijkerkastje. Ik verzamelde ze, koesterde de kristallen en knuffelde de stenen. Altijd een vriendje bij me in de woestijn van overleven. Toen de tijd van geld verdienen aangebroken was kregen de mooiste mineralen een speciale plaats, in de vitrinekast. Zo werd die het omhulsel voor de levenslijn die moeder aarde me bood. En dus ging na bevrijdingsdag die kast met me mee, uit het oude huis, met veel moeite in een busje, vier verdiepingen omhoog naar mijn kloosterappartement. Eventjes was ik over the moon. Maar al gauw werd de realiteit helder: de vitrinekast is veel te groot voor mijn tiny house, en veel te groot als lijn naar de oude doodsangst. Loslaten gaat over het doorleven van angst, en loslaten gaat ook over het kiezen voor mijn actuele realiteit. Al pratend met de vitrinekast bleek hij te behoren bij de achterwaartse realiteit. Dus Marktplaats werd zijn deel. Hij zal vanaf nu modelautootjes bevatten, de passie van een ander omhullen. Adieu vitrinekast. Mijn omhulling werp ik met overtuiging van me af. Zodat ik mijn huidige angst kan aankijken.