Hij heeft een paar kuiltjes in zijn kont. Of “zij” heeft? Rondingen heeft het wel. Zoals je die van een gebeeldhouwd lichaam verwacht, zoals van een Adonis. Of een Aphrodite. Ik kies Aphrodite, want indien mannelijk zou ik eerder een gespierd ei verwachten. “Zij” dus. Zij heet 0-NL-4178002. Slechts met hulp van mijn plusdrie zijn m’n beeldschermslaafogen in staat haar in rood gestempelde naam te ontcijferen. Koel rolt ze zich door mijn handpalm, een beetje vochtig. Zoals die zijden mistflard die gisterochtend uit Het Bossche Broek omhoogrolde. En verhullend is haar schaal ook, bruin als een Bailey’s, hard als gietijzer en net zo bros. Wat mij nu ontbeert is het glijdende innerlijk, het essentiele hart. Slechts een paar harde kalkpuistjes op de broze ronding doen mij vermoeden dat ze nog in haar eipuberteit is. Och kon ik haar maar ruiken, die intense geur van struif en dooier, van gekookt en wit. Nergens mee te vergelijken en toch universeel, een geur geliefd om haar aardse oerkracht, totdat die, na lang verstreken tijd, onderuit gaat naar zwavel en rotting. Intussen is nu het koelkastvocht verdwenen, en is haar lichte cellulitis beter zichtbaar. Zo teder als een mensenlijf verken ik haar. Welk wezen op deze aarde zou onwetend kunnen zijn over de verrukkingen van uiterlijk en innerlijk? Geen trol, geen wasbeer, geen mensenkind of hyena is eiermaagd. Er bestaat geen wezen dat nooit verleid werd tot genieten van haar essentiële inhoud, of het moet iets met een etherlichaam zijn, een etherisch wezen, dat zo onkundig is. Uitleggen hoe zij aldus genietbaar tot stand kwam. Hoe zou ik aan een dergelijke nimf kunnen uitleggen wat voor een onvergetelijk wonder het aanschouwen van een vogelgeboorte is? Welk een oerkracht de eitand uitoefent op de kalkige gevangenis. Dat kan ik voor de nimf slechts relateren aan haar eigen doorborende kracht, liefde, eenvoud, essentie. Maar zou in mijn verhaal ook het barbaars genieten van een “zachtgekookte” passeren? Het klieven van de bruine bescherming, waarna de eierlepel langs de wanden glijdt en het vruchtbeginsel inclusief proteïnenmantel op mijn ontbijtbordje doet ploffen? Oh engel, geloof me, zo hemels is het eten van een zachtgekookt ei met vloeiende roomboter, versgemalen zwarte peper een roze himalayazout, alsof je de hemelpoort opnieuw ingaat, nadat je mijn simpele mensenverhaal hebt verdragen. Zegt het voort aan alle goden in jouw pantheon: het ei is hemels! Maar wat vindt het ei zelf? Is haar uiterlijk relevant? Haar innerlijk aangenaam? Haar oorsprong? Haar lijdzame beleving begint als volgt: donker, warm en nauw, erg nauw. Het zit klem maar voelt een onweerstaanbare druk in de rug. Zij beweegt zich op die golven voort richting aarde, naar beneden. Een kransvormige deur, eerst nog gesloten, spert zich met tegendruk en veel geduw open. Het ei rolt, bevrijd uit de krans, door het hooi. Na onnoembare korte tijd verschijnt er een kinderhand met sliertjesvingers die haar optillen, pasoppasop niet te hard knijpen, en in een mand leggen. Daar liggen haar broers en zusters al, ze kruipen knus bijeen. Een bontgeruite theedoek is hun mantel. Alweer verstrijkt een eeuw, een uur, waarna d’n deel verdwijnt, de tegels en de kookplaat verschijnen. Vingers grijpen haar buurvrouw, dan haar, en dompelen haar in een hoekloos zwembad met hoogstalen randen. De wereld is nu slechts boven hen, de bodem bestaand uit hitte. Aldus nat op haar schaal en zwetend van binnen, het stijft en stolt in haar. Haar gouden hart vergeelt, vervaalt. Na het roerloos zwemmen ontfermen de vingers zich al dansend over haar rondingen. De reis eindigt onder de guillotine van het ontbijtmes, dat haar klieft en doet onteieren. Moet ze dat pikken? Neen! We zijn er als de kippen erbij om haar te raden, namelijk: Blijf! Blijf in de kip! Kom er niet uit want je enige lot is het zout! De slachtpartij kan je in cake veranderen, in roerei of merengue. De mens is jouw moordenaar, met miljoenen per dag worden jullie onthoofd! Hoezo islamofascisme, dit is je reinste hoenderkindermoord! Dus verroer je niet, spoel weer af die kalkmantel en blijf in de warme moederschoot. Want ik leef al decennia in de tweeslachtigheid tussen de vega vogelbevrijder en de mega eierverslinder. Ik ben de Jekyll and Hyde van de eiermaatschappij. Nu eens beschermend en empathisch, dan weer vratig en beulend. Blijf! Zoniet, sta je centraal in mijn zondagritueel. Na een boswandeling daalt een serene rust neder in mijn huis, slechts doorschoten met zachte Satie of Einaudi. Het ontbijt is de volgende stopplaats op de rituelenroute. En jij ei draagt daaraan bij. Ik kook je, met je zuster samen alleen voor mij, precies 1 minuut in rollend water. Zodra verstreken gaat de plaat uit, de timer op 9 minuten. Jullie blijven drijven in het hete zwembad, hoe dieper hoe verser. Die minuten vul ik met raspen van parmezaan, loskloppen van de kamertemperatuurroomboter met zout en zwart. Dan splijt ik de eieren, onthoofd en ontmantel, de kern wel sterk maar ook zacht, als een klein huilend hartje van goud. Eenmaal geland in de boterrijkdom roer ik en hap. Zo eindigt de ronding verkruimd, de interne essentie geïnternaliseerd.